Het systeem van erkende levensbeschouwingen (godsdiensten en vrijzinnigheid) is gebaseerd op het Concordaat dat Napoleon Bonaparte in 1801 met het Vaticaan ondertekende. Aan deze oorspronkelijke overeenkomst tussen de Keizer der Fransen en de Rooms-Katholieke Kerk werden kort daarna de protestantse en joodse gemeenschappen toegevoegd.
Na onafhankelijkheid in 1830, werd het systeem in de Grondwet van de nieuwe Belgische Staat overgenomen (art. 181). Het anglicaanse christendom werd in 1870 erkend en een Centraal Comité van de Anglicaanse Eredienst werd voor het eerst gevormd in 1875.
Een erkende levensbeschouwing ontvangt een wedde en een pensioen voor haar bedienaren van de Federale Overheidsdienst Justitie. De werkingskosten van een erkende levensbeschouwing worden door de plaatselijke gemeente of provincie gedekt.
Als tegenprestatie engageert de levensbeschouwing zich voor het hooghouden van de democratische waarden, het voorleggen van de boekhouding aan de plaatselijke en provinciaalse overheden, en het bijdragen aan de Belgische samenleving in het algemeen.
Momenteel zijn de erkende levensbeschouwingen in België, in volgorde van erkenning: het rooms-katholicisme, het protestantisme en de evangelische kerken, het jodendom, het anglicanisme, de islam, de orthodoxe en oriëntaals-orthodoxe kerken, en de vrijzinnigheid.